Het speciaal onderwijs in Nederland is landelijk en regionaal geclusterd.
- Cluster 1: Scholen voor kinderen die blind of slechtziend zijn.
- Cluster 2: Scholen voor kinderen met communicatieve problemen, waaronder autisme, slechthorendheid en kinderen met erstige spraak-taalproblemen.
- Cluster 3: Scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK), langdurig zieke kinderen met somatische problematiek (LZK), kinderen met een lichamelijke handicap (mytylscholen) en meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap (tyltylscholen)
- Cluster 4: Scholen voor kinderen met ernstige problemen in het gedrag, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen. (ZMOK, Pedologische Instituten (PI), LZK met psychiatrische problematiek).
Autisme: in welk cluster?
Leerlingen met autisme komen in alle vormen en op alle niveaus van regulier en speciaal onderwijs voor. Ze komen ook in alle vier de clusters voor. Dit roept de vraag op ‘Bij welk cluster hoort deze leerling met autisme?’.
- Allereerst zijn er leerlingen met autisme die naast hun stoornis nog visueel, auditief, lichamelijk of verstandelijk beperkt zijn. Ook zijn er leerlingen met autisme waarbij sprake is van meer stoornissen (adhd, NLD, MCDD, dyslexie, enz.).
- De beperking die op de voorgrond staat is bepalend voor de toewijzing naar een bepaalde cluster. Indien de zintuiglijke beperking op de voorgrond staat, leidt dit tot een indicatie voor het cluster dat is afgestemd op de betreffende zintuiglijke beperking.
- De toelatingscriteria voor cluster 2 en 4 laten uitdrukkelijk de mogelijkheid open om leerlingen met een
autisme spectrum stoornis op te nemen. Bij cluster 2 betreft het de toelaatbaarheid van leerlingen
met een ernstige communicatieve beperking die samenhangt met een stoornis in het autisme spectrum,
die als zodanig door een professional moet worden vastgesteld die daartoe bevoegd is.
- Indien de stoornis in intellectuele functies op de voorgrond staat, hetgeen blijkt uit een IQ lager dan 70, dan leidt dit tot een indicatie voor cluster 3. Als er uitsluitend een beperking is in de intellectuele functie is een leerling pas toelaatbaar tot cluster 3 bij een IQ lager dan 60.
- Leerlingen met autisme waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en een lichte stoornis in intellectuele functies (LVG), blijkend uit een IQ hoger dan 70, worden geïndiceerd voor cluster 4.
- Tot cluster 4 zijn leerlingen toelaatbaar die voldoen aan alle hieronder genoemde criteria:- er is sprake van een psychische stoornis/ontwikkelingspsychopathologie op basis van DSM IV of ICD-10;
– er zijn ernstige sociaal/emotionele- en/of gedragsstoornissen die aantoonbaar in school, thuis en in de
vrije tijd optreden;
– er is een ernstige structurele beperking in de deelname aan het onderwijs waardoor de leerling niet
voldoet aan de algemene leervoorwaarden met betrekking tot het vereist gedrag voor regulier onderwijs;
– er is aangetoond dat de beschikbare zorgstructuur vanuit het regulier onderwijs en de zorgsector niet
toereikend is.
Leerlingen met autisme die niet voldoen aan deze criteria komen niet in aanmerking voor speciaal onderwijs. Zij kunnen wel een beroep doen op preventieve ambulante begeleiding van het REC of op ondersteuning van een regionaal steunpunt autisme.