Leerlingen met organisatieproblemen
Het introductieplus programma wil leerlingen met problemen op het gebied van organisatie en planning houvast geven in het voor hen oerwoud van regels, afspraken en taken. Leerlingen met dergelijke problemen zijn enerzijds sceptisch als er in hun dagelijks leven wordt ‘gerommeld’. Anderzijds slaat aanvankelijke scepsis al snel over in bereidwillige medewerking zodra de leerlingen merken dat het introductieprogramma met het aangereikte materiaal voor hen overzichtelijk en werkbaar is. In plaats van impulsief en chaotisch met het materiaal te werken leren de leerlingen om eerst na te gaan wat ze precies moeten doen, welke leer- en hulpmiddelen ze daarvoor nodig hebben en hoe ze vervolgens het beste hun huiswerk het beste kunnen leren of maken.
Leerlingen met autisme
Autisme is een stoornis in de informatieverwerking. Kinderen met deze stoornis zien de samenhang tussen afzonderlijke waarnemingen vaak niet goed, waardoor dingen en situaties voor deze kinderen een andere betekenis krijgen. Zij hebben daarnaast moeite om zich te verplaatsen in anderen, zodat sociale situaties niet of niet goed worden begrepen of aangevoeld en sociaal gedrag moeilijk tot ontwikkeling komt. Autisme komt op veel verschillende manieren tot uiting, afhankelijk van de ernst van de stoornis, de intelligentie van het kind en van de mate waarin het kind zich op diverse gebieden ontwikkelt. Kinderen kunnen in zichzelf gekeerd of juist extrovert zijn en ze kunnen schijnbaar onopvallend ‘meedraaien’ in de klas of in bepaalde situaties ‘de plank volledig mis slaan’ en daardoor opvallen. Met autisme bedoelen we het gehele spectrum van stoornissen in het autistisch spectrum. Er wordt ook wel gesproken over pervasieve ontwikkelingsstoornissen, waarmee bedoeld wordt dat de stoornissen de gehele ontwikkeling beïnvloeden. Het gaat hierbij dan ook om een breed spectrum van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Binnen dit spectrum vallen ondermeer:
- autistische stoornis, ook wel aangeduid als kernsyndroom
- het syndroom van Asperger
- de pervasieve ontwikkelingsstoornis PDD-NOS (pervasive development disorder, not otherwise specified).
Kinderen met autisme kunnen sterk verschillen. Gemeenschappelijke kenmerken zijn:
- tekortkoming in sociale relaties
- tekortkoming in communicatie
- tekortkoming in de verbeelding hetgeen leidt tot
- beperkte interesses
- beperkte activiteiten
Alle kinderen met autisme hebben problemen met de communicatie, zowel in het zich uiten als in het begrijpen van de ander. Het niet begrijpen van de ander kan leiden tot stressvolle situaties die op hun beurt aanleiding kunnen zijn voor bijkomende problemen (gedrag, sociaal-emotioneel).
Op school zien we bij leerlingen met autisme wisselende en tegenstrijdige resultaten. De leerstijl van deze leerlingen kenmerkt zich door:
- fragmentarisch leren
- contextspecifiek leren
- concreet denken
- stroef en rigide denken
- specifieke interesses en motivatie
Veel leerlingen met een autisme spectrum stoornis hebben moeite met veranderingen en ervaren vaak problemen in de omgang met anderen.
Autisme is een neurobiologische stoornis die grote gevolgen heeft voor de ontwikkeling. Alleen door langdurige en intensieve behandeling kunnen (soms kleine, soms grote) verbeteringen in de ontwikkeling tot stand komen. De veronderstelling dat autisme (vanzelf) over gaat is een grote misvatting.
Door de aard van de stoornis heeft een leerling met autisme grote behoefte aan vaste patronen, die voor hem de chaotische leef- en schoolwereld overzichtelijker en beter beheersbaar maken. De leerling kan deze voor hem nodige ordening niet zelf aanbrengen. Het zijn de opvoeders (ouders, verzorgers, leerkrachten en mentoren) die instrumenten zullen moeten aanreiken waarmee de leerling zelf greep kan krijgen op zijn leef- en schoolwereld.
Aandachtspunten voor de docent
- Breng ordening en structuur aan in hun leef- en leerwereld (onderscheid hoofd- en bijzaken, verbanden, open opdrachten, groepsopdrachten en plannen van huiswerk).
- Aandacht geven aan en begeleiden van veranderingen in het programma (schoolreisje, schoolkamp, uitval van leerkracht).
- Rekening houden met de gebrekkige sociale vaardigheden van de leerling met autisme en alert zijn op eventueel ‘pestgedrag’ van klasgenoten.
- Goede begeleiding of een alternatief bieden bij ‘vrije situaties’ (gymles, zwemles, tussenuren, buiten spelen).
Bij het aanspreken van de klas expliciet de leerling met autisme bij zijn naam noemen om hem erbij te betrekken.
ADHD
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder is een stoornis waardoor de hele ontwikkeling van een kind wordt beïnvloed. Kinderen met ADHD hebben moeite om zich te gedragen zoals van een kind van hun leeftijd verwacht mag worden en kunnen soms onder ongunstige omstandigheden zelfs antisociaal gedrag ontwikkelen. Maar ook kunnen de kinderen een negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen ontwikkelen. Kinderen met ADHD kunnen zich moeilijk beheersen en hebben er moeite mee om doelstellingen vast te houden en consequenties van hun handelen te overzien.
De hoofdkenmerken van kinderen met ADHD zijn:
- problemen met het vasthouden van de aandacht
- problemen met impulsbeheersing of remmen van impulsen
- overbeweeglijkheid
- problemen met het volledig volgen van instructies en het opvolgen van regels
- heeft vaak moeite taken en activiteiten te organiseren
- let vaak niet goed op details of werkt slordig
- gaat taken die een langdurige mentale inzet vereisen vaak uit de weg
- sterk wisselende reacties op verschillende situaties
In de klas vallen leerlingen met ADHD op omdat zij niet stil kunnen zitten, voor hun beurt spreken, snel afgeleid zijn en slecht geconcentreerd kunnen blijven, impulsief reageren, zich snel laten uitdagen door medeleerlingen en nauwelijks adequaat reageren op instructies. Bij deze kinderen is sprake van “eerst doen en dan pas denken”. Leraren hebben vaak het gevoel tegen ‘de muur’ te praten en kunnen er moedeloos van worden dat geen enkele aanpak lijkt te werken.
ADHD vereist een aanpak op verschillende fronten, zowel thuis als op school. Sommige kinderen reageren positief op medicatie (Ritalin, Concerta) en kunnen hierdoor hun gedrag beter reguleren. Door middel van methoden voor zelfinstructie en vaardigheden om problemen te kunnen oplossen zal de leerling moeten worden aangeleerd om zijn gedrag te beheersen en zelfstandig te werken. Procedures, instructies, afspraken en regels moeten zo concreet mogelijk worden omschreven en bij voorkeur ook visueel worden aangeboden. De leerling moet hier steeds op terug kunnen grijpen of door de leerkracht ‘erbij worden gehaald’.
Aandachtspunten voor de docent
- Structuur en regels moeten duidelijk en concreet worden gesteld. Geef de leerling de tijd voor het ‘inslijpen’ van regels (één voor één). Een snelle en directe feedback op gedrag is nodig.
- Zorg voor voldoende afwisseling in de lesstof en leg bij elke taak duidelijk uit “wat, hoe, waar, waarmee, waarom en hoelang”. Geef ook aan wat er gedaan moet worden als de taak af is.
- Check of de bedoeling van de instructie en taak begrepen is en reken erop dat de leerling circa 15 minuten (vaak niet langer) geconcentreerd aan de taak kan werken.
- Geef in verband met de motorische onrust zo nu en dan ruimte voor motorische activiteiten en spreek af wanneer dit gedrag niet gewenst is. Las tussen taken een korte pauze in om dit mogelijk te maken.
- Probeer in verband met moeite met sociaal functioneren vrije situaties zo veel mogelijk te structureren, voor te bereiden en voor te bespreken. Zorg voor een nabespreking zodat het kind kan leren van een ervaring.
Gilles de la Tourette
Gilles de la Tourette is een neurologische aandoening, die tot uiting komt in tics en/of het spontaan uitbrengen en nabootsen van klanken en geluiden, soms in de vorm van schuttingtaal. Kinderen met Gilles de la Tourette kunnen last hebben van tics. De bewegingsonrust en vocale uitingen nemen vaak toe bij stress en ze verminderen bij afleiding en tijdens diepe concentratie.
In de klas vallen kinderen met Gilles de la Tourette op door hun soms heftige en impulsieve gedrag, door hun tics en door hun motorische onrust. Deze motorische onrust kan aanleiding zijn voor problemen met schrijven en tekenen, hetgeen door kan werken in vakken zoals wiskunde, tekenen en handvaardigheid. Deze kinderen hebben vaak moeite met sociaal functioneren. Omdat zij met hun tics soms erg gepest worden in de klas kunnen zij erg eenzaam zijn. Aan de andere kant kan de spanning van het onderdrukken van tics op school thuis aanleiding geven voor het ontladen van deze spanning. Een goed contact tussen school en de thuissituatie is dan ook gewenst.
Aandachtspunten voor de docent
- Vanwege de behoefte aan een duidelijke, voorspelbare leef- en leersituatie structuur en rust bieden bij de uitvoering van taken.
- Om tics te verminderen opwindende situaties reduceren en een ruimte binnen de school creëren waar de kinderen zich even terug kunnen trekken als dit nodig is.
- Voldoende intellectuele uitdaging kan bewegingsonrust en vocale uitingen doen afnemen.
- Alert zijn op pestgedrag in de klas en een goed contact met de ouders om spanningsboog van de kinderen te monitoren.
- Voldoende lichamelijke beweging bieden om motorische onrust te verminderen.
Non Verbal Learning Disorder (NLD)
NLD (Nonverbal Learning Disorder) is een neurologische stoornis die zijn oorsprong vindt in de rechter hersenhelft. De verwerking van non-verbale informatie of feedback over de prestaties die worden geleverd die vanuit deze hersenhelft wordt aangestuurd, is in enige mate verstoord. Daardoor ontstaan problemen op het gebied van visueel-ruimtelijke, intuïtieve, organisatorische, evaluatieve en samenhang brengende functies.
De symptomen die bij NLD worden waargenomen komen grotendeels overeen met de symptomen bij hoogfunctionerende kinderen met een stoornis in het autisme spectrum (zie ook paragraaf 2.1). De vraag wordt zelfs gesteld of het niet om dezelfde groep kinderen gaat, waarbij de een door de kinderpsychiater is gediagnosticeerd en de ander door de neuropsycholoog. Hoe dan ook men vindt het neuropsychologische profiel van NLD kinderen bijzonder vaak terug bij hoogfunctionerende kinderen met autisme. Om helderheid in de discussie te verschaffen pleit Greenspan ervoor om de term autisme te reserveren voor de ernstiger stoornissen in de communicatie en relatievorming. NLD komt in verschillende gradaties voor en ieder kind met NLD is uniek.
De wereld van kinderen met NLD is gevuld met voor hen verwarrende, zintuiglijke stimuli. Op school komt dit op verschillende manieren tot uiting. Sommige kinderen hebben als gevolg van een algehele lage spierspanning problemen met het uithoudingsvermogen (onder andere tijdens gymmen). Anderen hebben ondersteuning nodig bij cognitieve en organisatorische vaardigheden, bij de ontwikkeling van motorische vaardigheden (bijvoorbeeld tijdens handenarbeid) en bij praktische en sociale vaardigheden (denk aan maatschappijleer).
Aandachtspunten voor de docent
- Kinderen met NLD hebben een sterk verbaal en auditief geheugen, maar in het dagelijks taalgebruik hebben ze moeite met de toonzetting, het trekken van conclusies, geschreven uitdrukkingen, gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Kortom zij hebben moeite met het toepassen van de taal in de juiste context.
- Zij hebben een slecht visueel geheugen en hebben moeite met het visualiseren van opeenvolgende aanwijzingen, waardoor verbale instructies problemen kunnen opleveren.
- De coördinatie kan verstoord zijn, waardoor zij onhandig kunnen zijn, een slecht evenwicht en de neiging tot vallen kunnen hebben. Veel kinderen met NLD schatten hun veiligheid verkeerd in.
- Leerlingen met NLD hebben moeite met het begrijpen van patronen en kolommen met getallen.
- De omgeving is de belangrijkste bron van ondersteuning voor kinderen met NLD. Coaching bij het organiseren van schoolwerk is bevorderlijk. Als de situatie op school en thuis positief, veilig en voorspelbaar is, kunnen kinderen met NLD uitgroeien tot onafhankelijke en productieve leerlingen.
Gemeenschappelijke kenmerken en aanpak
Alhoewel stoornissen onderling verschillen en ieder kind hierop anders reageert, is er toch een aantal overeenkomsten aan te geven die als uitgangspunt kunnen dienen voor een gemeenschappelijke aanpak.
- Zij hebben geen of onvoldoende zicht op de voor hen ondoorzichtige en min of meer chaotisch overkomende leef- en leerwereld.
- Zij zijn uit zichzelf niet of onvoldoende in staat om inzicht en overzicht te verwerven van schoolregels en grenzen.
- Zij hebben moeite met de omgang met (mede)leerlingen en leerkrachten/mentoren.
- Zij zijn niet in staat om hun schoolactiviteiten zelf te organiseren en te plannen.
- Zij hebben moeite met het generaliseren van leerervaringen.
Omdat bij deze kinderen het overzicht niet vanzelf komt, moeten ze daarbij worden geholpen. De ordening moet voor hen worden geëxpliciteerd en geconcretiseerd en soms ook worden ondersteund door aanvullende communicatie (woorden of pictogrammen). Ook (abstracte) regels zijn voor hen niet vanzelfsprekend. Ook deze moeten worden verduidelijkt en geconcretiseerd. Daarbij is het van belang om instrumenten aan te reiken waarmee de kinderen zelf greep kunnen krijgen op hun eigen leef- en leerwereld en minder afhankelijk worden van volwassenen.
Deze overeenkomsten vormen het uitgangspunt voor de Stolberg Organisatie Systematiek voor kinderen met organisatieproblemen in het voortgezet onderwijs. Deze systematiek biedt leerlingen informatie over schoolse zaken op een gestructureerde en samenhangende manier. Met de SOS-organisatiemap als ondersteuning kunnen de leerlingen na het volgen van het introductieplus programma zelf hun weg vinden in het schoolse leven van het voortgezet onderwijs. Voor sommige leerlingen blijft de SOS-organisatiemap ook na jaren nog een noodzakelijk hulpmiddel voor houvast op school.