LNA

Speltraining bij kinderen met een autistische spectrum stoornis

W.A. van Lieflandschool, Groningen

 

Speltraining bij kinderen met een autistische spectrum stoornis

De begeleiders van de autigroep van de W.A. van Lieflandschool in Groningen, een school voor zeer moeilijk lerende kinderen, constateerden dat de spelontwikkeling van de leerlingen van de autigroep opvallend afwijkt van de ‘normale’ spelontwikkeling van hun schoolpopulatie.
Deze leerlingen vertonen een eenzijdig, zich herhalend spelpatroon als gevolg van problemen met betrekking tot sociale interactie, verbale en non-verbale communicatie, problemen op het gebied van fantasie en een beperkte interesse. Door deze beperkingen hebben kinderen met een stoornis uit het autistische spectrum (in het vervolg genoemd: kinderen met ASS) moeite met exploreren, hetgeen belemmerend werkt op hun spelontwikkeling. Zo kunnen deze kinderen, weliswaar afhankelijk van de aard van de stoornis meestal wel tot functioneel spel komen, maar niet of nauwelijks tot symbolisch spel.

 

Een specifiek speltrainingsprogramma voor kinderen met ASS
Naar aanleiding van deze ervaringen is men op de W.A. van Lieflandschool, in samenwerking met het Autisme Team Noord in Groningen, gestart met het speltrainingsprogramma van Ina van Berckelaer-Onnes. Dit speltrainingsprogramma is gericht op het aanleren van spelactiviteiten voor leerlingen met een stoornis in het autistische spectrum. Het programma is ontwikkeld op basis van de volgende bevindingen (onderzocht door de Vakgroep Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit van Leiden):

 

  • kinderen met ASS hebben een spelontwikkelingsachterstand
  • kinderen met ASS vertonen nauwelijks of geen symbolisch spel
  • de sociale interactie gedurende het spel is bij kinderen met ASS gering
  • kinderen met ASS imiteren weinig
  • kinderen met ASS vertonen meestal bizar spelgedrag

 

De speltraining is geschikt voor zeer jonge kleuters tot kinderen van ongeveer 10 jaar. Bij de speltraining krijgt het kind de mogelijkheid zelf te ontdekken wat het met materiaal kan doen. Tevens kan door de speltraining worden onderzocht voor welk materiaal en voor welke activiteiten het kind belangstelling heeft, zodat zinvol spelgedrag kan worden aangeleerd. Bij de training is het materiaal het meest belangrijk, de verbale aanbieding is ondergeschikt aan het materiaal (dus er wordt weinig gesproken).

 

Bij het programma en de werkwijze van de speltraining worden de fasen van de normale spelontwikkeling gevolgd: manipulatie, combinatiespel, functioneel spel en symbolisch spel.
Het materiaal is erop gericht de integratie van zintuiglijke ervaringen (horen, zien) te bevorderen: er kan gekozen worden voor bijvoorbeeld glimmend materiaal dat geluid maakt bij beweging. Het is belangrijk dat de ruimte prikkelarm is tijdens de speltraining zodat de aandacht van het kind volledig op het materiaal gericht is. Ook de plaats van de begeleider moet zodanig zijn dat het kind zich niet gestoord of bedreigd voelt (men zit niet pal tegenover het kind maar in een hoek er schuin tegenover).

 

Het programma wordt tweemaal in de week gedurende twintig minuten per keer gegeven: speltraining is een hulpmiddel en moet worden herhaald om het effect te handhaven.
Tijdens de eerste fase, de manipulatiefase, krijgt het kind één speeltje per keer, bij de tweede fase, de combinatiefase worden twee speeltjes tegelijkertijd aangeboden. In deze fase wordt geleidelijk de overgang naar het functionele spel gemaakt door zinvolle combinaties aan te bieden (bijvoorbeeld blokken stapelen). Tijdens het functionele spel wordt in de eerste sessies onderscheid gemaakt tussen objectgericht spel (auto met blokken) en persoonsgerichte handelingen (haren kammen, tanden poetsen). Tijdens de vierde en vijfde sessie worden deze spelactiviteiten door elkaar aangeboden.
In de derde fase komt het symbolische spel aan de orde en worden de volgende drie handelingen aangeleerd:
1. het substitutiespel (een blokje wordt gebruikt als een zeepje)
2. ‘agent-play’ waarbij bijvoorbeeld een pop een handeling uitvoert
3. verbeeldend spel; hierbij doet het kind alsof het een handeling uitvoert (bijvoorbeeld doen alsof hij thee inschenkt).

 

In elke trainingssessie wordt gewerkt met twee sets van speeltjes die na elkaar worden aangeboden en waarbij de tweede set de eerste set vormt van de volgende sessie.
In eerste instantie mag het kind met het materiaal doen wat hij wil, daarna doet de begeleider een handeling met het materiaal voor en geeft het materiaal daarna aan het kind waarbij het de bedoeling is dat het kind de handeling imiteert.

 

Om datgene dat het kind heeft geleerd tijdens de speltraining te laten beklijven, bestaat er een spelstimuleringsprogramma. Dit vindt plaats in de groep en is gericht en afgestemd op het individuele kind. Er wordt voor het kind een programma opgesteld dat aansluit bij de fase waarin het gestopt is met de speltraining, zodat het kind nog wat extra kan oefenen. Doel van de stimulering is om het kind naar de volgende fase in zijn spelontwikkeling te brengen.
Wanneer zich tijdens of voor de speltraining gedragsproblemen voordoen, hetgeen regelmatig voorkomt bij kinderen met ASS, is het belangrijk het kind speelgoed te blijven aanbieden dat zijn interesse heeft. Het kind moet echter niet gedwongen worden tot spelen. Bij het optreden van gedragsproblemen bij het ophalen voor de speltraining is het van belang te proberen of het kind toch mee wil om te voorkomen dat het niet- mee- mogen- met- de- juf de associatie van straf oproept. Wanneer een gedragsprobleem niet verbetert tijdens de training kan het zijn dat het speelgoed te moeilijk is voor het kind en hij niet begrijpt wat hij ermee moet doen.
Van de trainingen wordt een verslag gemaakt en wordt met de begeleiders van de groep besproken hoe het kind in de groep verder wordt begeleid. Een goede begeleiding vraagt tijd en organisatie van de groepsbegeleiders.
Het is belangrijk om met de ouders contact te houden zowel om te kunnen achterhalen hoe het kind thuis speelt, maar ook om de ouders bekend te kunnen maken met het trainingsprogramma en het stimuleringsprogramma.

 

Resultaten
Binnen de W.A. Lieflandschool worden goede resultaten gezien door de speltraining: de kinderen gaan beter om met spelmateriaal, vertonen gevarieerder spel en hun exploratievermogen is toegenomen. Daarnaast treedt er ook verbetering op van concentratie, aandacht en interesse voor het materiaal en wordt het taalgebruik en het oogcontact verbeterd. Het is belangrijk om de spelstimulering in de groep door te blijven zetten. Vooral na vakanties blijkt dat het effect van de speltraining vervaagt wanneer het kind geen verdere training volgt.

 

Voorbeelden
Casus 1
Bas is een achtjarig jongetje met ASS. Hij is moeilijk te verstaan, hij heeft zijn eigen taaltje.
Hij is dwangmatig, heeft geen variatie in spelmateriaal en is voornamelijk manipulatief in zijn spel. In het begin van de training laat hij weerstand zien bij nieuw spelmateriaal (spanning, fladderen) Hij neemt zelf bijna geen initiatief en imiteert weinig. Thuis gaan de ouders de speltraining ook doen, in overleg en met materialen van school. Aan het einde van de training laat hij meer variatie in zijn spel zien. Er wordt in de groep verder gewerkt met het stimuleringsplan. Hij speelt graag in de poppenhoek en komt soms tot echt spel. De groepsleiding speelt hierop in en stimuleert nu het samenspelen met andere kinderen.

 

Casus 2
Rob is een 10-jarige jongen met ASS. Voordat men met de speltraining startte zat Rob alleen maar te lezen en speelde niet met spelmateriaal. Rob heeft alle fases doorlopen van de training en zijn voorkeuren van spelmateriaal kwamen daarbij naar voren. Interactie met de begeleidster was er minimaal. Met autootjes is de functionele fase begonnen. Dit kon worden uitgebreid tot “echt” functioneel spel: bijbehorende geluiden maken en rijden met autootjes in de garage. Het kunnen-spelen doet Rob zichtbaar goed.
Dit praktijkverhaal is afkomstig van de Ambelt-Herfte. De Ambelt-Herfte is een SO-VSO-school uit cluster 4 (leerlingen in de leeftijd van 3 tot 20 jaar) en geeft orthopedagogische en orthodidactische zorg aan leerlingen die specialistische hulp en aandacht nodig hebben, i.v.m. hun psychiatrische problematiek (PDD-NOS, ADHD, angsten, dwangen etc.). De school heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld tot een modern orthopedagogisch centrum, waar ruim 600 kinderen en jongeren die specialistische hulp nodig hebben worden opgevangen en begeleid.