door Heleen Schoots, KPC Groep
Leerproces
Onderwijs aan kinderen met een aan autisme verwante stoornis, vraagt om een ongewone aanpak die soms regelrecht in strijd lijkt met alle didactische principes. Als docent wil je een leerling niet buitensluiten, maar toch kan het soms goed zijn de leerling met een stoornis in het autistisch spectrum in de pauze alleen binnen te laten, of hem een plaats in de klas te geven waar de leerling rustig (alleen) kan zitten.
Op school moeten pogingen tot rechtstreekse gedragsbeïnvloeding worden losgelaten. Men zal zich allereerst moeten richten op het aanleren van technische vaardigheden, de schoolse vaardigheden komen op de tweede plaats.
Leren is een proces waarbij twee partijen zijn betrokken. Het vraagt openstaan voor elkaar, communicatie. Doordat leerlingen met autisme niet spontaan betrokken zijn bij hun omgeving kun je op hen niet hetzelfde beroep doen als bij leerlingen zonder autisme. Docenten moeten proberen de vaardigheden die niet aan te leren zijn, zoals inlevingsvermogen of voelen wanneer de grens bereikt is, te compenseren door het maken van bepaalde afspraken met de leerling. Aan de hand van concrete situaties kan de docent proberen de leerling bewust te maken van zijn/haar rol binnen het geheel, bijvoorbeeld als probleemoplosser of als klasgenoot.
Wat docenten moeten weten
Leerlingen met autisme passen zich niet aan, de docent moet zich aan de leerling aanpassen. Zie moeilijk gedrag als onmacht, niet als onwil. Wil een leerling met autisme kans maken op school dan moeten we ons niet in eerste instantie richten op de leerling, maar op de omgeving. Wat betekent dat?
Begeleiding: het sleutelwoord hiervan is structuur
Voor de leerling met het syndroom van Asperger is de school een uitgelezen plaats om te leren omgaan met leeftijdgenoten. Goede begeleiding is dan belangrijk: docenten kunnen veel voor deze leerling doen.